Verslag mini-symposium natuurinclusieve landbouw

12 december 2017

Verslag mini-symposium natuurinclusieve landbouw

Op dinsdagavond 28 november hebben wij een mini-symposium natuurinclusieve landbouw georganiseerd bij het Clusius College in Hoorn. Doel was onze plannen presenteren voor een Living Lab (innovatieprogramma) natuurinclusieve landbouw samen met een aantal partners. Resultaat was veel enthousiaste reacties en nuttige feedback voor de volgende fase!

Waarom een Living Lab natuurinclusieve landbouw?

Het doel van het Living Lab is antwoord te vinden op praktische vragen van agrariërs die meer biodiversiteit op hun land willen. Dit is wenselijk, omdat variatie van soorten in en boven de bodem een voorwaarde is voor duurzame landbouw (met o.a. minder/geen afhankelijkheid van externe input, zoals kunstmest en pesticiden). Het Living Lab is urgent, omdat biodiversiteitsverlies in de landbouw toeneemt als gevolg van specialisatie en intensieve grondbewerking. Het is voor agrariërs echter niet altijd duidelijk hoe zij het beste meer ruimte voor biodiversiteit kunnen bieden en deze optimaal kunnen benutten. De centrale vraag voor het Living Lab is dan ook: welke natuurinclusieve maatregelen zijn er, wat is de impact voor de productie en economie van het bedrijf, en biodiversiteit en gebied rondom het bedrijf.

Sprekers

De avond begon met een korte introductie van Sijas Akkerman (directeur van de Natuur & Milieufederatie Noord-Holland), gevolgd door een introductie van Micha Lubbers (van de Provincie en Groen Kapitaal). Hij benadrukte dat een focus op biodiversiteit een onderliggende aanpak is voor duurzame landbouw. Eveneens pleitte hij voor een gebiedsgerichte aanpak.

Jan-Willem Erisman (Louis Bolk Instituut), een expert op het gebied van natuurinclusieve landbouw in Nederland (Klik hier voor presentatie) vertelde dat de basis voor een gezonde en duurzame voedselvoorziening een rijk bodemleven is. Een van de belangrijkste oorzaken van de huidige landbouwproblematiek is toenemende specialisatie en regels (controlemodel), waardoor de oplossing juist ligt in meer variatie (denk biodiversiteit) en meer vertrouwen in plaats van regels. Ook is het essentieel dat wij niet natuur van huidige landbouwgrond willen maken, maar dat wij als invalshoek nemen natuur geschikt voor landbouw te maken.

Een docent van het Clusius College sprak hierna over in welke mate duurzame landbouw speelt onder huidige studenten. Hij gaf aan dat de meeste leerlingen van het Clusius College opgroeien in een klassiek landbouwmodel. Ook spreken de vele versnipperde groepen die met duurzame landbouw bezig zijn niet aan op de belevingswereld van de student. Als taak voor de school ziet hij het geven van ‘een zetje in de goede richting zonder te vloeken in de kerk’. Dit zou kunnen door leerlingen kennis te laten maken met duurzame initiatieven in de sector.

Tot slot sprak Wybren van Stralen over het Living Lab Natuurinclusieve Landbouw dat al gaande is in Friesland (Klik hier voor presentatie). Een belangrijk punt was dat een Living Lab volgens hem een burgerinitiatief moet zijn. Hij gaf aan dat er zeker enthousiasme is onder voornamelijk een groeiende groep agrariërs, horecabedrijven, festivals en zorginstellingen. Belangrijke punten die in de discussie naar voren kwamen waren: minder regels voor subsidies, oplossingen voor bruikbaar land van de overheid, meer subsidie voor natuurinclusieve landbouw.

Praktijkvoorbeelden

Twee voorbeelden van meer natuurinclusieve agrariërs werden aangehaald: Ted Vaalburg (Zuidschermer) sprak over hoe hij technologie gebruikt en de lokale gemeenschap betrekt om meer ruimte te laten voor biodiversiteit en tegelijkertijd een maatschappelijk verantwoord verdienmodel te creëren. Raymond Zijp (de Rijp) bracht naast voorbeelden van biodiversiteit op zijn schapenboerderij ook een aantal kritische punten naar voren. Op sommige locaties is natuurinclusieve landbouw moeilijker dan op een andere. In zijn geval is veeteelt in een veenweidepolder erg lastig. Ook is het lastig om natuurinclusieve landbouw net zo rendabel te maken als reguliere landbouw, omdat 95% van landbouwinnovaties in reguliere landbouw gebeurt.

Hoe gaat MNH hiermee verder?

  1. Voorstel indienen bij de Provincie Noord-Holland samen met een groep partners.
  2. De vraag van de agrariër verder inventariseren.
  3. Het kennisaanbod inventariseren.
  4. Samen met partners samenwerken om een gereedschapskist van maatregelen te realiseren, die de impact van (een combinatie van) maatregelen duidelijk weergeeft en inzicht geeft in het verdienmodel (waar nodig in samenwerking met andere ketenpartners, maatschappelijke organisaties en overheden).