

Zoeken
17 juni 2015
Laag Holland is een prachtig landelijk gebied, gelegen ten noorden van Amsterdam, tot de lijn Hoorn-Alkmaar. Een gevarieerd landschap met boerenland, natuur en pittoreske dorpen. Maar het is ook een gebied met eigen problemen: schaalvergroting in de landbouw, steeds minder weidevogels, een tekort aan geld om het landschap te beheren en daling van de veenbodem.
Herman van Veenweide staat deze zomer met de ‘Puur Laag Holland Roadshow’ op evenementen om te horen wat u van deze kwesties vindt. Herman neemt u in zijn voorstelling mee in de ups en downs van Laag Holland en gaat het gesprek met u aan. U kunt ook uw ideeën, suggesties, frustraties of wensen inspreken in de aanwezige videozuil. De Roadshow speelt op:
(de roadshow speelt meerdere keren per dag)
Puur Laag Holland! Is een initiatief van Agrarische natuurvereniging Water, Land & Dijken, LTO Noord, Landschap Noord-Holland en Milieufederatie Noord-Holland. De Roadshow wordt uitgevoerd doorWindmeewerken en is financieel mogelijk gemaakt door een bijdrage van Provincie Noord-Holland. Doel van de Roadshow is met het publiek het gesprek aangaan over de ontwikkelingen in Laag Holland. Dit om signalen en meningen op te halen als voeding voor de bestuurders over het toekomstige beleid van Laag Holland.
Houdt u ook zo van Noord-Holland? Onze missie is dit prachtige landschap te beschermen, te onderhouden om het kerngezond door te kunnen geven aan de volgende generatie. Helpt u ook mee?
Water, Land & Dijken en LTO Noord hebben in 2013/2014 samen met Landschap NH en Milieufederatie NH onderzoek gedaan naar de betrokkenheid van burgers en ondernemers bij natuur en landschap in Laag Holland. Om daar een goed beeld van te krijgen was de mening van actief bij het gebied betrokken mensen nodig. Ervaringen en meningen zijn van groot belang voor onze inzet voor Laag Holland nu en in de toekomst. In september 2013 vulden boeren, burgers en buitenlui een enquête in over hun betrokkenheid bij natuur en landschap in Laag Holland. Over de uitkomsten van de enquête was er in november 2013 een levendige discussie avond in de Rijper Eilanden. De resultaten zijn verwerkt in het rapport ‘Naar een grotere betrokkenheid van bewoners en gebruikers bij het beheer van Laag Holland’.
De kwaliteit van het Nationaal Landschap Laag Holland staat onder druk. De financiering voor behoud en beheer loopt terug en er zijn zorgen over de identiteit en de ‘merknaam’. Versterking is nodig om bewoners en gebruikers sterker te betrekken bij de toekomst van het gebied. Daarom is in 2013 het project De burger in Laag Holland is aan zet gestart, bedoeld om meningen te peilen over de betrokkenheid bij Laag Holland – zowel het gebied als de merknaam en de uitvoeringsorganisatie. Deze rapportage doet verslag van een eerste meningspeiling onder de achterbannen van vier organisaties: Water, Land & Dijken, Milieufederatie Noord-Holland, Landschap Noord-Holland en LTO Noord.
De meningspeiling is uitgevoerd in de vorm van een enquête die is verstuurd per e-mail. WLD en LTO hebben hun leden aangeschreven, LNH en de Milieufederatie hun voltallige achterbannen (waaronder vele vrijwilligers en plaatselijke groepen). Zo zijn naar schatting 2.500 personen aangeschreven, waarvan er 377 (15%) hebben gereageerd. Van de respondenten is ruim een derde agrariër. De resultaten van de enquête zijn vervolgens meer in detail besproken met ongeveer 40 mensen tijdens een discussieavond.
Als we de bewoners en gebruikers vragen wat ze zo waarderen aan Laag Holland, komen hun prioriteiten eigenlijk keurig overeen met de kernkwaliteiten die we tegenkomen in het Uitvoeringsprogramma uit 2006. Maar omdat de gebiedskwaliteit terugloopt, is er sterker dan voorheen de wens om de kernkwaliteiten aan te scherpen en te operationaliseren. En om duidelijker keuzen te maken, iets wat tot dusverre niet goed is gelukt. Die keuzen moeten niet alleen door bestuurders worden gemaakt, maar in samenspraak met een breed scala aan bewoners en gebruikers.
De betrokkenheid bij het gebied blijkt groot. Zo bestaat er de concrete bereidheid om meer te doen voor het gebied, bijvoorbeeld in de vorm van vrijwilligerswerk. Ook is er de dringende wens om mee te denken over het beheer van het gebied en daarover kennis te delen. En om veel sterker samen te werken bij het beheer en van de huidige ‘eilandjes’ af te stappen, vooral op polderniveau: tussen terreinbeheerders, agrariërs, bewoners en gebruikers van hetzelfde gebied. Bijvoorbeeld om controverses te overbruggen en samen te werken aan het dichterbij brengen van de gewenste ontwikkeling. Plaatselijk ontstaan bottom-up ook al interessante samenwerkingsverbanden op polderniveau, zoals in de Kalverpolder en in Oostzaan. In andere gevallen loopt samenwerking soms vast op het ontbreken van een zorgvuldig proces waarin alle belangen op een gelijkwaardige manier een volwaardige plek krijgen. En waarbij bestuurders van maatschappelijke partijen ook tegengas durven geven aan hun achterban en leiderschap tonen over de mogelijkheden en onmogelijkheden – een gebiedsproces vergt nu eenmaal compromissen. Daarbij knelt ook dat procesgeld veel lastiger te krijgen is dan geld voor concrete schop-in- de-grond maatregelen. Door ‘het gebied aan zet’ te verklaren komt het gebiedsproces nog niet vanzelf op gang. Het is van groot belang dat samenwerking actief wordt gestimuleerd. Daartoe kan worden geleerd van successen en mislukkingen van binnen en buiten Laag Holland, en van de ideeën over ‘het energieke platteland’ uit een recent PBLrapport. Die lessen kunnen vervolgens in één of meer proefprojecten worden toegepast.
Ook is het gewenst om transparanter te maken wat er aan inspanningen nodig is om natuur en landschap in stand te houden en wat daarvan de kosten zijn – veel mensen hebben daarvan geen idee. Natuur- en landschapsbeheer wordt nog steeds gezien als een soort hobby en niet als ondernemerschap. Niettemin wordt tekort aan beheergeld gezien als één van de grootste knelpunten. Met name in de landbouw leeft de sterke wens om meer ruimte te bieden aan ondernemerschap. Zo kan verbrede landbouw (met neventakken als recreatie en educatie) sterk bijdragen aan de gebiedskwaliteit, maar worden die activiteiten door de ruimtelijke ordening vaak beperkt tot een nauwelijks levensvatbare omvang.